Door een wijziging van het decreet over het lokaal bestuur moeten vanaf 2 maart 2023 alle lokale besturen die nog geen deontologische commissie hebben er een oprichten.
Artikel 39 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur bevat de verplichting voor de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijke welzijn om een deontologische code voor mandatarissen aan te nemen.
Het decreet van 03.02.2023 tot wijziging van het decreet van 22.12.2017 over het lokaal bestuur, m.n. artikel 39
Artikel 39 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur bevat de verplichting voor de gemeenteraad en raad voor maatschappelijk welzijn om een deontologische code voor mandatarissen aan te nemen.
In dat artikel wordt een bepaling opgenomen die de verplichting tot oprichting van een deontologische commissie inschrijft, alsook de minimale vertegenwoordiging van elke fractie in die deontologische commissie.
Alle steden en gemeenten in Vlaanderen zijn bijgevolg vanaf maart 2023 verplicht om een deontologische commissie op te richten.
Die commissie ziet toe op de verantwoordelijke invulling van de deontologische code van de lokale politieke mandaten.
De deontologische code dient bijgevolg worden aangepast waarbij de oprichting van een deontologische commissie is voorzien. Er wordt voorgesteld om de bestaande deontologische code voor de lokale mandatarissen zoals goedgekeurd in de zitting van de raad van7 oktober 2019 aan te passen, m.n. wijziging van de bepalingen in hoofdstuk 8, art. 38 t.e.m. 45.
De gemeenteraad verleent goedkeuring aan de aanpassing van hoofdstuk 8 van de deontologische code in functie van de oprichting van een deontologische commissie.
Artikel 38
De lokale mandatarissen verbinden zich er toe onderhavige deontologische code na te leven.
Artikel 39
De gemeenteraad en raad voor maatschappelijk welzijn richten een deontologische commissie op.
Het aantal leden van de deontologische commissie bedraagt 1 per fractie en evenveel als het aantal fracties in de gemeenteraad en raad voor maatschappelijk welzijn, aangevuld met de voorzitter van de gemeenteraad/de raad voor maatschappelijk welzijn die toegevoegd wordt als voorzitter van de deontologische commissie. Onafhankelijke raadsleden vormen geen fractie en zijn niet vertegenwoordigd in de deontologische commissie.
De algemeen directeur staat in voor het secretariaat van de deontologische commissie, hij kan zich hiervoor laten vervangen en/of bijstaan door een personeelslid van de gemeente of het OCMW. De deontologische commissie kan zich ook steeds laten bijstaan door een extern expert of een adviesvraag voorleggen aan de reflectiekamer integriteit van VVSG.
Elke fractie duidt twee plaatsvervangers aan die optreden als lid van de commissie ter vervanging van het fractielid bij afwezigheid of wanneer die betrokken partij is. Een plaatsvervanger is een raadslid voorgedragen door dezelfde fractie, tenzij de fractie maar één lid telt. In dat geval kan ook een raadslid van een andere fractie voorgesteld worden. Een fractie kan tijdens de bestuursperiode steeds beslissen een ander lid aan te duiden en/of één of meer plaatsvervangers te vervangen of toe te voegen.
Gaat het om een mogelijke schending van de code door de voorzitter van de commissie, dan wordt tijdens de hele procedure daarover de voorzitter vervangen conform art. 7, §5, derde lid van het decreet over het lokaal bestuur.
Gaat het om een mogelijke schending van de code door een lid van de commissie, dan wordt tijdens de hele procedure daarover het lid vervangen door een plaatsvervanger in volgorde van hoe ze door de fractie werden voorgedragen.
Artikel 40
Oproeping en agenda
De voorzitter van de deontologische commissie is verantwoordelijk voor de oproeping en stelt de agenda op.
De commissie wordt in ieder geval bijeengeroepen wanneer dat nodig is conform art. 43 van deze code. De voorzitter is daarenboven gehouden de commissie bijeen te roepen op aanvraag van minstens een derde van haar leden.
De commissie kan ook bijeen geroepen worden op verzoek van het college van burgemeester en schepenen of het managementteam, hetzij na een klacht of melding van een mogelijke schending van de deontologische code.
De oproepingen vermelden in elk geval de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering en worden tenminste 8 dagen voor de vergadering aan de leden bezorgd. In geval van hoogdringendheid, te beoordelen door de voorzitter, wordt de bijeenroeping tenminste 3 dagen voor de vergadering bezorgd. De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn. Voor elk agendapunt wordt het dossier dat erop betrekking heeft, ter beschikking gesteld van de leden van de commissie vanaf de verzending van de agenda.
De bezorging van de oproeping, de agenda en het dossier gebeurt op dezelfde wijze als dat gebeurt in de raad, met als verschil dat enkel de leden van de deontologische commissie deze oproep, agenda en dossiers ontvangen.
Vergadering
De vergaderingen van de deontologische commissie zijn niet openbaar.
De deontologische commissie kan geldig vergaderen als alle leden aanwezig zijn. De commissie kan, als ze eenmaal bijeengeroepen is zonder dat alle leden (of hun plaatsvervangers) aanwezig kunnen zijn, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden op geldige wijze vergaderen.
Fysiek vergaderen is het uitgangspunt, maar vergaderingen kunnen ten allen tijde ook digitaal doorgaan.
De leden van de commissie werken volgens volgende principes:
Bevoegdheid
De commissie is bevoegd voor:
Toezicht naleving
De gemeenteraad/de raad voor maatschappelijk welzijn ziet erop toe dat de fracties en de individuele lokale mandatarissen volgens de deontologische code handelen.
Er zijn verschillende fasen te onderscheiden bij het toezien op de naleving van de deontologische code, namelijk:
Artikel 41
Twijfel eigen handeling
Wanneer een lokale mandataris twijfelt of een handeling die hij/zij wil verrichten een overtreding van de code zou kunnen zijn, wint het lid hierover advies in bij de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.
Twijfel handeling andere lokale mandataris
Wanneer een lokale mandataris twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een andere lokale mandataris, dan waarschuwt hij/zij die persoon. De lokale mandataris verwoordt de twijfels en verwijst de betrokkene zo nodig door naar de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.
Artikel 42
Wanneer een lokale mandataris vermoedt dat een regel van de deontologische code is overtreden door een andere lokale mandataris, dan kan hij/zij hiervan melding maken bij de voorzitter van de gemeenteraad/de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, die de deontologische commissie binnen de dertig dagen na de melding samenroept om dit punt te bespreken. De periode van dertig dagen wordt geschorst van 11 juli tot en met 31 augustus.
Artikel 43
Wanneer de deontologische commissie oordeelt dat de melding onontvankelijk is dan betekent dit meteen het einde van de procedure die gestart werd naar aanleiding van dit vermoeden.
Is de melding ontvankelijk dan onderzoekt de commissie ten gronde. De periode van dertig dagen wordt geschorst van 11 juli tot en met 31 augustus.
De commissie onderzoekt de melding en geeft zowel de melder als de vermeende schender de kans zich te laten horen. Ook mogelijke getuigen kunnen gehoord worden. Niemand kan daartoe verplicht worden.
Na het horen van betrokkenen bespreekt de commissie het vermoeden van schending en wordt een gemotiveerd advies overgemaakt aan de gemeenteraad /de raad voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 44
Enkel de gemeenteraad/de raad voor maatschappelijk welzijn kan zich uitspreken of een mandataris van de gemeente/het OCMW een schending heeft begaan. Dat kan op basis van het gemotiveerd advies van de deontologische commissie. Als de raad beslist om af te wijken van het advies dan moet de vermeende schender de kans krijgen om door de raad zelf gehoord te worden vooraleer de raad ten gronde besluit.
Wanneer de gemeenteraad/de raad voor maatschappelijk welzijn vaststelt dat deze code geschonden werd door een mandataris van de gemeente/het OCMW, dan kan de raad:
Artikel 45
Bij aanpassing van de deontologische code vraagt de raad eerst advies aan de deontologische commissie. Daarbij wordt o.a. bekeken of de code nog actueel is, nog goed werkt en of ze nageleefd wordt.